Kustmelde

Atriplex glabriuscula

Tamelijk grote plant met vertakte, gegroefde en vaak kruipende stengels. Bloemen eenslachtig met vijf groene of roodachtige bloembekleedselbladeren en vijf meeldraden. Vrouwelijke bloemen zonder bloembekleedsel, maar met in plaats daarvan twee schutblaadjes; de schutblaadjes ruitvormig, dik en kraakbeenachtig bij de bladvoet, van onderaf voor 1/3 tot bijna de helft vergroeid, 6 – 12 mm. lang. Eén 2-stijlige stamper. Bladeren tegenoverstaand, gesteeld, 3 – 7 cm. lang en 1 – 4 cm. breed, eirond-lancetvormig, breed ruitvormig of bijna driehoekig, de grotere bladeren met een bijna rechthoekige bladvoet, groen of violet getint. De gehele plant bedekt met piepkleine blaarachtige zouthaartjes, die de plant een rijp-grijs oppervlak geven. Hoogte: Stengels 20 – 40 cm. lang, vaak kruipend. Habitat: Zandige en kiezelzandige stranden. Wijdverspreid langs de kust. Lijkt op: Spiesmelde (251). De kustmelde heeft doorgaans bredere bladeren, met een meer afgeknotte bladvoet, vaak groener. De schutblaadjes zijn meer vergroeid en lijken opgeblazen of opgezwollen. Bloeitijd: Juni – juli. IJslands: Hélublaðka (Ganzenvoetfamilie). De onderverdeling van het Meldegeslacht is tamelijk gecompliceerd en specialisten waren het niet altijd ens over het voorkomen der soorten op IJsland of hoe ze zouden moeten worden onderscheiden. De twee hier beschreven melde soorten zijn nauw verwant en kunnen bastaarden voortbrengen. Het onderscheid der bladeren alleen wordt niet adequaat bevonden; rijpe vruchten met steunblaadjes zijn evenzeer benodigd. – A. Melganzevoet, Chenopodium album, is op IJsland een onstabiele exoot (adventiefplant), die verwant is aan de Melde. Ze heeft een rechtopstaande stengel, eironde tot lancetvormige bladeren, waarbij de bovenste bladeren in het bijzonder een rijp-grijs oppervlak hebben. Ze komt vooral voor in groentetuinen, op braakliggende grond en elders in bewoonde gebieden. IJslands: Hélunblaðka.