Witte klaver

Trifolium repens

Stengel kruipend. Bloemstelsel een compact bolvormig korfje (1,5 - 2,5 cm.), eindstandig aan rechtopstaande zijtakjes. Bloemen vergroeid-kroonbladig, tweezijdig symmetrisch, aan zeer korte steeltjes. Bloemkroon wittig, 8 - 10 mm. lang, overgaand naar bruin. Bloemkelk slechts half zo lang, taankleurig, met donkergoene nerven, tot op minder dan de helft gespleten, spaarzaam behaard of glad. Kelkblaadjes met vlies­randje tussen scherpe lobben. Tien meeldraden, verborgen in de bloemkroon. Bladeren 3-bladig, lang, gesteeld, oprijzend uit de wortelstokken. Blaadjes omgekeerd-eirond tot omgekeerd-hartvormig, zittend, alleen het eindstandige blaadje kan zeer kortgesteeld zijn, doorgaans met extreem fijne scherpe tanden, die het verlengstuk vormen van de zijnerven. Hoogte: Rechtopstaande stengels 10 - 15 cm., steeltjes 5 - 10 cm. Habitat: Grazige vlak­ten, hellingen, heuvelruggen en gecultiveerde woonerven. Algemeen; inheems met een ruime verspreiding in het noorden, neofyt in sommige andere regio's. Lijkt op: Basterdklaver (zie onder). Bloeitijd: Juni - juli. IJslands: Hvítsmari (......familie) - A. Basterdklaver, Trifolium hybridum, lijkt op de Witte klaver, maar is groter met een spreidende of rechtopstaande stengel. De blaadjes zijn eirond, omgekeerd-eirond of ovaal, nooit omgekeerd-hartvormig; bloemen vaak ietsje rozig, de bloemkelk vrijwel glad. Exoot rond boerderijen en op gecultiveerde woonerven. IJslands: Túnsmári.