Alpenruit

Thalictrum alpinum

Kleine bloemen in een tamelijk iele eindstandige tros. Eenvoudig bloembekleedsel, violet. Bloembekleedsel-bladeren ovaal, ca. 2 mm. lang. Acht meeldraden, ver uit de bloem hangend; helmknopjes eerst geel, daarna wit, 2 mm. lang. Twee tot zes stampers, flesvormig, met een gebogen stempel. De vruchten, noten, opgeblazen en in lengterichting fijn gegroefd, aan een knikkend steeltje. Bladeren dubbel-veerdelig, langgesteeld, de blaadjes donkergroen en aan de bovenzijde glimmend, aan de onderzijde lichtgrijzig-groen met omgerolde bladrand. Hoogte: 6 – 20 cm. Habitat: Heideveld, hellingen en weiden. Algemeen. Lijkt op: Geen. Bloeitijd: Mei – juni. IJslands: Brjóstagras. (Ranonkelfamilie).